Eenvoudig leren improviseren op de Passacaglia
De Passacaglia
Hieronder volgen de eerste stappen om te leren te improviseren op de Passacaglia. We beginnen met het leren van de baslijn en een paar ‘guidelines’, ofwel basis melodieën die goed klinken bij die baslijn. Dan gaan we beginnen met het improviseren van ritmes, maatsoorten, karakters en uiteindelijk versieringen.
Dit werkblad hoort bij onze online improvisatie blog met youtube video playlists van improvisatorische stukken, blogs met achtergronden, ideeën hoe je bijvoorbeeld je gehoor kunt verbeteren, en meer. Stel ons ook zeker je vragen en geef je commentaar, dat helpt ons! Deel onze pagina ook vooral met anderen en zet een link op je pagina of blog om ons nog meer te helpen.
Wat is de Passacaglia?
Over het algemeen wordt tegenwoordig met de Passacaglia vaak een langzaam stuk bedoeld met een zich herhalende bas lijn en daarbij horende harmonie. De passacaglia verspreidde zich door Europa met de nieuwe mode van het gitaarspelen. De noten en akkoorden in de verschillende passacaglias die we nu terug kunnen vinden zijn soms heel verschillend: Er was geen standaard passacaglia.
We gebruiken hier de vorm die we terug kunnen vinden in de passacaglias van Biber, Monteverdi en Frescobaldi. Voor de geïnteresseerden gaat dit gratis artikel in op de verschillen tussen de chaconne en de passacaglia.
Partimento
In de 17e eeuw ontstond in Napels de “Partimento school”. Hun ideeën verspreidden zich door heel Europa.
Een partimento is een melodie in de bas dat een recept vormt voor een compositie of improvisatie. De Partimento school leerde zijn leerlingen stap voor stap hoe je kunt componeren en improviseren door steeds kleine receptjes aan te leren. Uiteindelijk kun je je eigen recepten kunt maken. Bijvoorbeeld: eerst moet je weten hoe je aardappels kookt voordat je stamppot kunt maken.
Voor boekwurmen is het boek “Music in the Galant Style” interessant. Hierin worden allerlei van dit soort recepten beschreven en kom je te weten dat 18e-eeuwse muziek een conglomeratie is van dit soort receptjes (overigens, in popmuziek in de supermarkt hoor je ook veel van diezelfde receptjes terugkomen). Onze Passacaglia wordt in dit boek “Prinner” genoemd. Lees hier het hoofdstuk over de Prinner.
De passacaglia is ons eerste receptje.
Stap 1. Het skelet van je Passacaglia improvisatie
Eerst moet je de noten in de bas weten. We gaan werken met de onderstaande variant (A, G, F, E). Onder andere omdat die ook leidt tot de zogenaamde “Règle de l’octave”, een van de meest beroemde ‘skeletten’ uit het verleden.
In G sleutel
In F sleutel
Als je een transponerend instrument speelt (zoals klarinet bijvoorbeeld) kun je in je eentje gewoon beginnen op wat voor jou de A is. Als je samen gaat improviseren met anderen, zal je moeten afspreken welke klinkende noot de eerste noot is.
Het is sowieso een goed idee om deze bas en de onderstaande oefeningen te transponeren, oftewel om ze in andere toonsoorten te spelen. Als je niet zo vaardig bent in toonsoorten namen en het aantal mollen of kruizen: geeft niks! Probeer de melodie te spelen vanaf een andere toon zodat die precies hetzelfde klinkt: dan heb je al getransponeerd!
Dit helpt je om vingervaardiger te worden, je leert de toonladders beter kennen en je gaat er beter van improviseren!
We zijn bezig met een computer programma /app dat kan helpen met transponeren, begeleidingen spelen en suggesties doen, maar die is nog in ontwikkeling. Meer nieuws hierover snel.
- Opdracht: Speel deze bas lijn een paar keer voor jezelf en probeer elke noot heel mooi en ritmisch de goede lengte te spelen. Speel ook naar de laatste noot (de E) toe en ontspan weer als je teruggaat naar de A.
Stap 2. Een tweede, derde, etc. stem
We gaan niet te veel in op de technische details waarom noten wel en andere minder goed klinken, maar suggereren een praktische methode om te improviseren op deze soort passacaglia.
Eerst leren we een aantal dingen uit het hoofd en daarna kunnen we ermee gaan improviseren. Dit is typisch aan improvisatie in de oude muziek. Het gaat in de eerste plaats om het leren van ‘clichés’, zoals ook werd gedaan in de jazz of het theater (commedia dell’arte bijvoorbeeld). Als je de clichés goed kent kun je je eigen ideeën en variaties erop los gaan laten.
Tweede stem
De volgende methode is toepasbaar op bijna alle baslijnen. Het principe hier is: speel precies dezelfde melodie als de bas, maar dan een terts (twee tonen) hoger. Onze passacaglia staat in mineur, dus de eerste terts is een c boven de a (een kleine terts).
Dat klinkt zo:
- Opdracht: Speel de beide melodieën een paar keer. Hier vind je een link naar een begeleiding. Hij is niet zo mooi, maar helpt wel om het tempo, de stemming en de goede noten te houden. Zet het hard genoeg zodat je de begeleiding goed kunt horen.
LET OP: het is handig om telkens een keer een ’round’ (4 maten) te wachten en dan 1 keer te spelen. Zo kun je je goed voorbereiden op de volgende ronde en je hersenen op adem laten komen. Als je je op je gemak voelt kun je lekker door spelen en gaan spelen met wanneer je wel of niet speelt. Luister wat dat betreft ook naar het voorbeeld van Biber (hieronder), waarbij je zult merken dat soms de baslijn weer alleen terugkomt.
Derde stem
Bovenstaand idee voor de tweede stem werkt goed, maar is eigenlijk dezelfde melodie. Een eenvoudige derde stem die iets anders doet begint een kwint hoger dan de bas en houdt die noot eigenlijk aan (in ons voorbeeld een E). In de derde maat wordt de E dissonant met de F, dus lossen we die op door een stapje naar beneden te doen (naar de D). De dissonant geef je een beetje accent, en de oplossing, de D speel je iets zachter.
Dit is overigens een welbekend en goed werkend precept uit de jazz: speel je per ongeluk een noot die gek klinkt, speel hem vol overtuiging een beetje harder en “los hem op” door een stapje naar beneden te gaan, een noot lager te spelen.
Dit klinkt zo:
- Opdracht: Speel de derde stem weer eerst apart en dan met de begeleiding.
- Opdracht: Het is nu goed om te proberen dit ook in verschillende toonsoorten te doen. Het linker voorbeeld hieronder is in d klein, het rechter in b klein.
In majeur kan natuurlijk ook. Dit is gelijk een leuke manier om je toonladders te oefenen! Bovendien wordt je gehoor er ook een stuk beter op. Veel mensen horen muziek in hun hoofd en hebben ook originele, leuke ideeën. Maar, hoe speel je die dan op je instrument? Dit is een van de belangrijke stappen in het improvisatie leerproces. Aan de ene kant leer je hoe passende noten klinken en aan de andere kant hoe de klank in je hoofd voelt op je instrument.
Andere melodische mogelijkheden met hetzelfde materiaal
Andere stemmen/melodieën kun je zelf ontwikkelen door te luisteren en kijken naar voorbeelden in andere stukken (zie bijvoorbeeld onze youtube passacaglia playlist).
Je kunt ook nieuwe melodieën verzinnen door elke maat een noot van een van de hierboven geschreven en geleerde stemmen te spelen. Het heette ook wel ‘bastarda’ als je van de ene naar de andere stem sprong in een meerstemmig stuk en daarmee een nieuwe partij improviseerde. Hieronder heb ik de eerste noot van de derde stem genomen, de tweede van de bas en de laatsten van de tweede stem. Dit is overigens niet een vierde partij die je samen kunt spelen met de andere partijen, maar een andere mogelijkheid als vervanging van de eerder geleerde melodieën. Anders krijg je een probleem dat ‘parallelle octaven’ heet.
Dit klinkt zo:
Stap 3. Ritmes en maatsoorten
Oefen eerst de bovenstaande melodieën met de begeleiding. Je kunt trouwens ook zelf de bas opnemen, of iemand uitnodigen voor een kop koffie, taart en de passacaglia.
Let ook op of je nog goed met de begeleiding meespeelt. Vooral qua tempo en ritme.
Naast het oefenen met metronoom of computer begeleiding is het juist ook goed om te oefenen dat je in je lichaam een goede puls hebt zitten. Je zou dit bijvoorbeeld zo kunnen oefenen:
Als je met de begeleiding meespeelt kun je meestal met de spatie toets op het keyboard het geluid aan of uit zetten. Ga zitten op een stoel, zet het keyboard bij je voet neer en begin te spelen. Zet soms een maat of twee de begeleiding met je voet uit en dan weer aan!
Nu dat we de melodieën goed in ons hoofd en onze vingers hebben en in verschillende toonsoorten hebben geoefend, zijn we klaar voor de volgende stap. Hier begint je eigen inbreng. Wil je de melodie bijvoorbeeld spelen in een 6/8 maat, of in 2/2? En wat is dan het verschil? In de oude muziek is het begin van een maat vaak iets belangrijker dan het midden of het eind (er zijn tot aan de eind 19e eeuw nog lesboeken te vinden die hieraan refereren).
Hieronder een voorbeeld. Een Largo in 2/4. Dit stuk wordt dus een beetje slepend, maar wel nog stappend: na een vermoeiende dag, met een enkele tegenslag op het werk, weet je je nog net naar huis te slepen.
Het presto in 3/8 is daarentegen juist gehaast. In de bas heb ik een ritmisch tegen motief gezet, waardoor het net is alsof je je naar huis aan het slepen was na die vermoeiende dag, maar je je opeens realiseert dat je eigenlijk nog een afspraak had aan de andere kant van de stad met je baas! Te laat!!
- Opdracht: Neem weer een van de melodieën en besluit een maatsoort en een tempo. Bijvoorbeeld: in 3/4, heel langzaam.
Deze beslissingen zorgen er ook voor dat je improvisatie een bepaald karakter krijgt. Benadruk dit in je manier van spelen, al is het nu nog best simpel! Simpele muziek met overtuiging is vaak het meest ontroerend.
Zoals hierboven ook al te zien is, kun je daarnaast ook spelen met een ritme. Gelijke noten, of ongelijk, snelle of langzame. Bij deze oefening is het goed om jezelf even in te tellen, al is het maar in je hoofd. Je gaat een improvisatie beginnen met telkens een nieuw gevoel en die switch is soms best lastig. Bereid je dus in je hoofd vast voor voordat je daadwerkelijk begint, stel je voor hoe het gaat klinken en ga dat dan pas spelen (ook goed voor geschreven muziek).
Wat ook veel gebeurde in de muziek van die tijd, is dat binnen het een keer doorspelen van de melodie (en bas) meestal hetzelfde motief werd gebruikt. Bach gebruikte vaak zelfs hetzelfde motief voor een heel stuk, en zo ook bijvoorbeeld Sweelinck. Het is dus een typisch gegeven waardoor je improvisaties nog ‘barokker’ worden. Dit is bovendien een goede oefening, want het betekent dat je je ritme of je motief moet hergebruiken.
- Opdracht: bedenk een ritmisch motief en gebruik hetzelfde motief voor elke maat (elk akkoord).
- Opdracht: Probeer het ook andersom. Zie hier een lijst met emoties voor improvisaties: met welke maatsoort, tempo en soort ritme zou je dit kunnen bereiken? Dit geeft je gelijk ook een andere blik op de geschreven muziek die je speelt.
Tip: Mocht je geen idee hebben voor een ritmisch motief, denk dan aan je naam, of aan woorden. Bijvoorbeeld Pannenkoeken (4 zestienden).
Tussenstap: Solo Passacaglia improvisatie met Tweestemmige melodie
Deze stap is niet voor alle instrumenten mogelijk. Het is vooral typisch voor strijkinstrumenten zoals in de solo stukken van H. I. F. Von Biber en J. S. Bach, maar ook blazers kennen dit principe, bijvoorbeeld uit de fantasieën van G. Ph. Telemann. Onderstaande stukken gebruiken beiden de Passacaglia als startpunt.
Luister op Youtube naar Biber’s Passacaglia
Luister op Youtube naar Telemann’s 3e Fantasia
Hier is een hele playlist op Youtube met Passacaglias
N.B.: zoals gezegd, er zijn veel vormen van de Passacaglia. In deze playlist is uitgegaan van een zich herhalende harmonie die door die bepaalde componist als ‘passacaglia’ wordt gezien. Welke noten die passacaglia precies behelzen wisselt van stuk tot stuk!
Het principe is eenvoudig. Je kiest een van de melodieën. Vervolgens speel je voor elke maat eerst de basnoot (melodie 1) en dan de melodienoot naar keuze. De onderste twee notenbalken zijn de melodie en bas uitgeschreven, de bovenste balk is een melodische combinatie van die twee lijnen.
Dit klinkt zo:
- Opdracht: Nu kun je een maatsoort kiezen en een bepaald ritme. Probeer in elke maat in ieder geval 1 keer de basnoot (eerste maat bijvoorbeeld a) te spelen.
Nog een voorbeeld:
Luister nog eens naar de passacaglia van Biber en je zult horen hoe bijna constant de bas wordt gespeeld terwijl er ook een of twee melodielijnen worden gespeeld/gesuggereerd.
Stap 4. Versieringen toevoegen aan je Passacaglia improvisatie
Nu is het tijd om andere noten te gaan toevoegen. Let op, doe dit echt alleen pas als je ritmisch stabiel de bovenstaande oefeningen uit kunt voeren. Gebruik de bovenstaande opnames om te checken.
De eerste stap is een nootje hoger en/of een nootje lager. Dat wil zeggen: je kiest een ritme (een motief) en in plaats van drie keer dezelfde noot, speel je de tweede noot eentje hoger en gaat dan weer terug. Het is belangrijk om te proberen aan het begin van de maat en aan het einde van de maat de melodie noot te spelen. Als je maar twee noten speelt ga je niet terug.
Een noot hoger in het midden. De melodienoot is een C, dus stap eventjes naar de D en weer terug.
Een stapje omlaag:
Een combinatie:
In het laatste voorbeeld zie je dat ik op de 3e tel in een 4/4 maat ook weer terug ben gekomen op de hoofdnoot (in de eerste maat de C). Dit klinkt vaak het beste, maar is niet altijd nodig.
- Opdracht: experimenteer in stappen met de bovenstaande uitbreidingen. Probeer vervolgens meer en meer los te laten en neem jezelf op. Kijk hoe het klinkt en welke andere noten nog meer mooi klinken.
- Opdracht: meer ideeën opdoen? Kijk binnenkort naar onze Passacaglia blog, met verschillende stukken die je kunt beluisteren en bekijken en waar je nieuwe motieven en structuren kunt vinden die hier nog niet besproken zijn.
Er is natuurlijk nog veel meer mogelijk! Kom langs bij een van onze concerten, speel mee bij onze jam sessies, kijk naar onze improvisatie hulpmiddelen, vraag om een workshop of neem les!
Bibliografie (uit Grove Dictionary of Music):
- Stein:‘The Passacaglia in the Twentieth Century’, ML, Vol.40 (1959), 150–53
- Mathiassen:‘Jeppesen’s Passacaglia’, Natalicia musicologica Knud Jeppesen septuagenario collegis oblata, ed. B. Hjelmborg and S. Sørenson (Copenhagen, 1962), 293–308
- Schuler:‘Zur Frühgeschichte der Passacaglia’, Mf, Vol.16 (1963), 121–26
- Walker:‘Ciaccona and Passacaglia: Remarks on their Origin and Early History’, JAMS, Vol.21 (1968),300–20
D.D. Handel: The Contemporary Passacaglia (diss., U. of Rochester, 1969)
D.D. Handel: ‘Britten’s Use of the Passacaglia’, Tempo, no.92 (1970), 2–6
- Hudson:‘Further Remarks on the Passacaglia and Ciaccona’, JAMS, Vol.23 (1970), 302–14
- Hudson:‘The Ripresa, the Ritornello, and the Passacaglia’, JAMS, Vol.24 (1971), 364–94
- Hudson:Passacaglio and Ciaccona: from Guitar Music to Italian Keyboard Variations in the 17th Century(Ann Arbor, 1981)
N.D. Pennington: The Spanish Baroque Guitar with a Transcription of De Murcia’s ‘Passacalles y obras’(Ann Arbor, 1981)
- Hudson:The Folia, the Saraband, the Passacaglia, and the Chaconne, MSD, Vol.35 (1982)
- Schneider:‘Chaconne und Passacaille bei Lully’, Studi corelliani IV: Fusignano 1986, 319–34
- Pimmer:Die süddeutsch-österreichische Chaconne und Passacaglia 1670–1770 (Munich, 1992)
- Harris-Warrick:‘Interpreting Pendulum Markings for French Baroque Dances’, Historical Performance, Vol.6 (1993), 9–22
C.H. Russell: Santiago de Murcia’s Códice Saldivar no.4: a Treasure of Secular Guitar Music from Baroque Mexico, Vol.1 (Urbana, IL, 1995)
- Silbiger:‘Passacaglia and Ciaccona: Genre Pairing and Ambiguity from Frescobaldi to Couperin’, Journal of Seventeenth-Century Music, Vol.2/1 (1996), <http://www.sscm-jscm.org/v2/no1/silbiger.html>
- Zenck:‘Reinterpreting Bach in the Nineteenth and Twentieth Centuries’, The Cambridge Companion to Bach, ed. J. Butt (Cambridge, 1997), 226–50
- Schwartz:‘The Passacaille in Lully’s Armide: Phrase Structure in the Choreography and the Music’, EMc, Vol.26 (1998), 300–320
- Silbiger:‘Bach and the Chaconne’, JM, Vol.17 (1999), 358–85
- Silbiger:‘On Frescobaldi’s recreation of the Ciaccona and the Passacaglia’, The Keyboard in Baroque Europe, ed. C. Hogwood (Cambridge, 2003), 3–18
- Rosow:‘The Descending Minor Tetrachord in France: an Emblem Explained’, New Perspectives on Marc-Antoine Charpentier, ed. S. Thompson (Farnham, 2010), 63–87